Het inrichten van de seinen wordt vaak als lastig gezien, vooral omdat er zoveel mogelijkheden zijn en sommige begrippen vaak onduidelijk zijn.
Deze gids zal:
Het adresseren van sein wordt op dezelfde wijze gedaan als bij wissels. Dat is dus (naar keuze) MADA, PADA of FADA (Flat).
Raadpleeg de Handleiding Adressering Decoders voor aanwijzingen hoe dit te doen.
Het is afhankelijk van de Centrale welk adresserings schema gebruikt moet worden. Indien mogelijk heeft de PADA adressering de voorkeur.
De onderstaande tabel wordt herhaald als referentie. Zie voor het volledige overzicht de Handleiding Adressering Decoders
MADA | PADA | Flat (e.g. BiDiB) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Sein Nummer | Adres | Poort | Adress | Poort | Adress | Poort | |||
1 | 1 | 1 | 0 | 1 | 1 | 0 | |||
2 | 1 | 2 | 0 | 2 | 2 | 0 | |||
3 | 1 | 3 | 0 | 3 | 3 | 0 | |||
4 | 1 | 4 | 0 | 4 | 4 | 0 | |||
5 | 2 | 1 | 0 | 5 | 5 | 0 | |||
6 | 2 | 2 | 0 | 6 | 6 | 0 | |||
2 | 2 | 3 | 0 | 7 | 7 | 0 | |||
8 | 2 | 4 | 0 | 8 | 8 | 0 | |||
9 | 3 | 1 | 0 | 9 | 9 | 0 | |||
… |
Het besturingssysteem heeft invloed op het type en volgorde van commando's die door de Centrale worden verzonden.
Het standaard bestrurings type is "Default", waarbij adressen en uitgangen direct (lineair) een seinlamp aansturen. Als alternatief kunnen "patronen" worden gebruikt wanneer een specifieke volgorde gewenst wordt. In de meeste gevallen is het type "liniar" het gemakkelijst te gebruiken.
Merk op dat:
De "default"-instelling gebruikt het adres en de poort-velden en de uitgangen (rood, groen) voor elke seinlamp. afzonderlijk. Meervoudige opdrachten worden gegeven voor aparte lampen.(Dit is niet van toepassing voor 2-lichts seinen). Kies voor "patronen" of "lineaire" aansturing wanneer dit niet gewenst is of leidt tot ongewenste seinbeelden.
De adressering en uitgangen die getoond worden in de voorbeelden, zijn in een testomgeving ontstaan. In een andere omgeving kunnen ze afwijken.
Voor alle seinlampen die niet gebruikt worden moet het adres "0"(nul) en de poort eveneens "0" (nul) blijven.
Adressering | Uitgang | Opties | |||
---|---|---|---|---|---|
Veld | Adres | Poort | Wissel | Omkeren | |
ROOD | 0 | 1 | niet gebruikt | ✔ | ✔ / ✘ |
Gebruik "omkeren" wanneer de seinlampen verwisseld zijn.
Adressering | Uitgang | ||
---|---|---|---|
Veld | Adres | Poort | |
ROOD | 0 | 1 | rood |
GROEN | 0 | 1 | groen |
De opties Wissel en Omkeren mogen niet worden gebruikt.
Wissel de uitgangen om wanneer de seinlampen verwisseld zijn.
Adressering | Uitgang | ||
---|---|---|---|
Veld | Adres | Poort | |
ROOD | 0 | 1 | rood |
GROEN | 0 | 1 | groen |
GEEL | 0 | 2 | groen |
Wissel de uitgangen van ROOD en GROEN om wanneer de seinlampen verwisseld zijn.
Wissel de uitgang voor GEEL om wanneer de seinlamp niet brandt.
Adressering | Uitgang | ||
---|---|---|---|
Veld | Adres | Poort | |
ROOD | 0 | 1 | rood |
GROEN | 0 | 1 | groen |
GEEL | 0 | 2 | groen |
WIT | 0 | 2 | rood |
Wissel de uitgangen van ROOD en GROEN om wanneer de seinlampen rood en groen verwisseld zijn.
Wissel de uitgangen van GEEL en WIT om wanneer de seinlampen geel en wit verwisseld zijn.
Patronen worden vaak gebruikt bij specifieke sein-decoders die als regel slechts één commando per seinlamp vragen. Patronen kunnen ook gebruikt worden om speciale opdrachtreeksen te creeëren. Dit is soms nodig voor mechanische seinen en lichtseinen die zijn aangesloten op wissel-decoders (voor continue spannning, relaissturing), enz.
Via het Interface Menu kunnen alleen de adressen voor ROOD en GROEN worden gezet. Andere velden en poorten zijn niet beschikbaar.
De uitgangen worden gezet op het Details tab-blad door gebruik te maken van de aan/uit-knoppen om het patroon te bepalen.
Als regel wordt elke individuele lamp aangestuurd door een uitgang.
Met twee adressen (dat is voor 4 uitgangen) kunnen zo maximaal 4 seinlampen worden aangestuurd via patronen.
Het is goed gebruik om alle niet gebruikte poorten uit te schakelen door de knop "N" te gebruiken.
De adressering en uitgangen die getoond worden in de voorbeelden, zijn in een testomgeving ontstaan. In een andere omgeving kunnen ze afwijken.
Adressering (Interface tab):
Adressering | ||
---|---|---|
Veld | Adres | Poort |
ROOD | 0 | 1 |
GROEN | 0 | 0 |
Patronen (Details tab):
Seinlamp | ROOD adres | GROEN adres | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
R1 | G1 | N | R2 | G2 | N | ||||
ROOD | ✔ | ✔ | |||||||
GROEN | ✔ | ✔ | |||||||
GEEL | ✔ | ✔ | |||||||
WIT | ✔ | ✔ | |||||||
BLANCO | ✔ | ✔ |
Wissel de uitgangen van ROOD en GROEN om wanneer de seinlampen verwisseld zijn.
Adressering (Interface tab):
Adressering | ||
---|---|---|
Veld | Adres | Poort |
ROOD | 0 | 1 |
GROEN | 0 | 2 |
Patronen (Details tab):
Seinlamp | ROOD adres | GROEN adres | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
R1 | G1 | N | R2 | G2 | N | ||||
ROOD | ✔ | ✔ | |||||||
GROEN | ✔ | ✔ | |||||||
GEEL | ✔ | ✔ | |||||||
WIT | ✔ | ✔ | |||||||
BLANCO | ✔ | ✔ |
Wissel de uitgangen van ROOD en GROEN om wanneer de seinlampen verwisseld zijn.
Wissel de uitgang voor GEEL (onder het Groene adresdeel) om wanneer de seinlamp geel niet brandt.
Adressering (Interface tab): Als bovenstaand voorbeeld.
Patronen (Details tab):
Seinlamp | ROOD adres | GROEN adres | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
R1 | G1 | N | R2 | G2 | N | ||||
ROOD | ✔ | ✔ | |||||||
GROEN | ✔ | ✔ | |||||||
GEEL | ✔ | ✔ | |||||||
WIT | ✔ | ✔ | |||||||
BLANCO | ✔ | ✔ |
In een aantal gevallen kan het sein niet worden geschakeld van groen naar geel. Dit kan het geval zijn waneer de volgorde Groen → Rood → Geel moet zijn. Let hiervoor op de extra waarde van G1 voor de gele seinlamp.
Adressering (Interface tab): Als bovenstaand voorbeeld.
Patterns (Details tab):
Seinlamp | ROOD adres | GROEN adres | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
R1 | G1 | N | R2 | G2 | N | ||||
ROOD | ✔ | ✔ | |||||||
GROEN | ✔ | ✔ | |||||||
GEEL | ✔ | ✔ | |||||||
WIT | ✔ | ✔ | |||||||
BLANCO | ✔ | ✔ |
Wanneer lichtseinen verbonden zijn met wisseldecoders moet soms de gele lamp uitgeschakeld worden (door deze om te zetten via de niet verbonden uitgange van het tweede relais) voor zowel de rode als groene seinlamp. Bij de stand geel (groen/geel) moeten juiste de gele én de groen lamp aan gezet worden. Dit is met name van toepassing op het Duitse seinstelsel (met rood, groen en groen/geel). dit kan ook voor andere toepassingen benut worden door het wisselen of niet selecteren van uitgangen.
Adressering (Interface tab):
Adressering | ||
---|---|---|
Veld | Adres | Poort |
ROOD | 0 | 1 |
GROEN | 0 | 2 |
Patronen (Details tab):
Seinlamp | ROOD adres | GROEN adres | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
R1 | G1 | N | R2 | G2 | N | ||||
ROOD | ✔ | ✔ | |||||||
GROEN | ✔ | ✔ | |||||||
GEEL | ✔ | ✔ | |||||||
WIT | ✔ | ✔ | |||||||
BLANCO | ✔ | ✔ |
Wissel de uitgangen van ROOD en GROEN (bij het Rode Adres) om wanneer de seinlampen Rood en Groen verwisseld zijn.
Wissel de uitgangen van GEEL en WIT (bij het Groene Adres) om wanneer de seinlampen Geel en Wit verwisseld zijn.
Bij een aantal seindecoders worden twee adressen gebruikt om het gewenste seinbeel samen te stellen. De handleiding van de decoder gebruikt dan vaak een matrix om de verschillende lampen aan te sturen. Bijvoorbeeld: Het eerste adres voor Rood en het tweede adres voor Rood vormen samen het sienbeeld Rood (Stop, Hp0, enz.); Het eerste adres Groen en tweede adres Rood geven het seinbeeld Groen (Doorgaan, Hp1,..). Het eerste gebruikte adres wordt dan gebruikt voor de "Rode" status, het tweede adres voor de "Groene" status in de patroon-samenstelling.
Dergelijke decoders zijn daarmee gemakkelijk te besturen met patronen. De matrix die specificeerd is in de decoder-instelling wordt dan gebruikt voor de instelling van het sein.
Adressering (Interface tab):
Adressering | Opmerking | ||
---|---|---|---|
Veld | Adres | Poort | |
ROOD | 0 | 1 | 1e Adres |
GROEN | 0 | 2 | 2e Adres |
Patronen (Details tab):
(1e Adres) | (2e Adres) | ||||||||
Aspects | ROOD adres | GROEN adres | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
R1 | G1 | N | R2 | G2 | N | ||||
ROOD | ✔ | ✔ | |||||||
GROEN | ✔ | ✔ | |||||||
GEEL | ✔ | ✔ | |||||||
WIT | ✔ | ✔ | |||||||
BLANCO | ✔ | ✔ |
Dit voorbeeld is het resultaat van de instellingen van een decoder. De ingevulde gegevens (naast andere informatie) was daarmee:
Voor de bovenstaande tabels betekent dit: Zet R1 en R2 in de regel ROOD. Zet in de regel GEEL de waarde G1 en G2 actief. (In feite worden de seinlampen gewisseld, dus Regel Rood = G1 en G2 actief, Regel GEEL = R1 en R2 actief)
In sommige gevallen zal alleen door verschillende instellingen te proberen het correcte resultaat kunnen worden bepaald.
Het lineaire besturings model is het eenvoudigste model om te gebruiken om seinbeelden te realiseren. Hier wordt uitsluitend een priamair adres gezet. Bij 2 lichts-seinen wordt daarmee slechts één adres gebruikt. Seinen met meer lampen, worden bediend met twee adressen, waarbij het tweede adres het primaire adres+1 is. Hoe meer lampen aangestuurd moeten worden, des te meer adressen gebruikt worden. Op deze manier kunnen tot 32 lampen met 16 opeenvolgende adressen worden gebruikt.
Standaard seinen met maximaal 4 seinlampen gebruiken dan het seinlampnummer voor de toewijzing aan de uitgangen. Meervoudige seinen hebben dan steeds een vaste relatie tussen seinlamp en uitgang.
Seinlampnummers hebben een nummer lopend van 0 tot en met 3, waarbij 0 de eerste lamp is en 3 de 4e lamp. Gebruikleijk is dan seinlamp 0 de rode lamp en seinlamp 1 de groene lamp. Geel kan dan we 2 of 3 zijn, afhanhelijk van de gekozen instellingen. Wanneer voor Geel nummer 2 gekozen is, wordt Wit uiteraard 3 en omgekeerd. Lampen die niet gebruikt worden krijgen de waarde 0 (nul).
In de onderstaande voorbeelden is de adressering op basis van seinlampnummers weergegeven. (dit is in een testomgeving bepaald. De feitelijke situatie kan dus afwijken).
Adressering (Interface tab):
Adressering | ||
---|---|---|
Veld | Adres | Poort |
ROOD | 0 | 1 |
Uitsluitend het primair adres is geplaats in het ROOD veld ongeacht het aantal seinlampen (tussen 2 en 32)
Opmerking: Volgadressen worden automatisch toegekend op basis van het aantal seinlampen. Deze adressen moeten overigens wel beschikbaar zijn en mogen niet door andere decoders gebruikt worden.
Seinlamp nummers (Details tab):
Seinlamp | Seinlamp Nummer |
---|---|
groen | 1 |
rood | 0 |
Wissel de seinlamp nummers om wanneer niet het juiste seinbeeld getoond wordt.
Seinlamp nummers (Details tab):
Aspect | Seinlamp Nummer |
---|---|
groen | 1 |
rood | 0 |
geel | 3 |
Wissel de seinlamp nummers om wanneer niet het juiste seinbeeld getoond wordt.
Gebruik de waarde 2 in plaats van 3 wanneer de gele lamp niet correct brandt.
Aspect numbers (Details tab):
Aspect | Aspect Number |
---|---|
groen | 1 |
rood | 0 |
geel | 3 |
wit | 2 |
Wissel de seinlamp nummers om wanneer niet het juiste seinbeeld getoond wordt.
Wissel de seinlamp nummers voor geel en wit om wanneer niet het juiste seinbeeld getoond wordt.
(TRANSLATION IN PROGRESS (VT601)
Het installeren van een sein betekent dat een en ander correct geinstalleerd moet worden. Volg daarom de onderstaande instructie stap-voor-stap.
NOG TE CONTROLEREN BEGRIPPEN (VT601)
Setting up a signal obviously always starts with adding the signal to the track plan:
S_01
Het toevoegen van een sein begint uiteraard met de plaatsing ervan in het spoorplan:\
The general type of signal was already selected when adding the symbol to the track plan. Further characteristics are selected from the signal properties.
De hoofdkenmerken van het sein zijn al gekozen bij het toevoegen van het sein aan het Spoorplan. De verdere Eigenschappen worden toegevoegd in het Eigenschappen-menu.
The Interface tab has to be selected which offers options for control and addressing.
1
0
3
or 2
2
or 3
With the command station powered on and Operate chosen from the Track Plan menu the settings are tested:
For automatic operation signals are mostly linked with blocks as described on page Block: Signals.
Signals linked with blocks are handled by the Rocrail block automatic in auto mode. The underlying logic can be customised by the following settings in the Rocrail server Automode settings (File → Rocrail Properties… → Automatic tab):
In some cases it is favourable to link signals with routes instead of blocks. For multi aspect signals (i.e. signals with more than four aspects) it is mandatory.
If a signal is to be switched by a route command, the signal has to be added to the list of commands of that route.
This is done by opening Tables → Routes… and selecting the relevant route from the Index tab.
On tab Commands the commands executed on activating the route are listed. If the route contains switches, some switch commands should be in the list already. Now, from the drop-down field ID the wanted signal is selected by it's ID. Afterwards the command that should be executed for the signal when the train departs (for instance "green") has to be selected. For standard signals the commands red, green, yellow and white are available. If the signal is a multi aspect signal, the radio button Aspect has to be selected instead and afterwards the aspect number has to be entered in the field Track number (this field is otherwise used to specify a track of a turntable, hence the name).
Once the signal and the command have been selected in this way, the command is added to the list by pressing Add.
It is recommended to move signal commands to the end of the list using the Down button since they should be executed after the switches have been set.
In order to switch the signal back when the route is cleared, a second command is necessary.
The steps on tab Commands described above have to be repeated. This time the command to be executed for the signal when the train arrives the next block has to be selected (for instance "red"). In the last step the check box At free has to be activated. Now the command can be added using the Add button. Afterwards the changes are saved by pressing Apply and the dialogue can be closed by pressing OK.