Deze handleiding is bedoeld om de verschillende adresseringsmethodes voor stationare decoders te beschrijven. De volgende tekst is zowel bedoeld voor wissels als seinen. De handleiding is ook bruikbaar voor "Uitgangen".
Om de tekst leesbaar te houden gebruiken we alleen het begrip "wissel(s)", ook wanneer daarmee een sein bedoeld wordt.
Voor het adresseren van accesoires worden altijd beide velden Adres en Poort gebruikt. Beide velden vertegenwoorden één unit en moeten altijd gezamelijk worden gezien. De waarden van beide velden vormen de adressseringsmethode zoals beschreven in hoofdstuk 2.0.
Om te onthouden: Hoewel het vanzelfsprekend lijkt dat het adres van een wissel (wissel nummer) wordt aangegeven in het "Adres"-veld, hoeft dit niet per definitie zo te zijn!
Het bovenstaande kan worden samengevat in de volgende tabel:
Table 1.2: Waarde adressering-type. 0: zero, n: Getal groter dan 0 (nul)
Waarde Veld Adres | Waarde Veld Poort | Uitkomst is adressering type |
---|---|---|
n | n | MADA |
0 | n | PADA |
n | 0 | FADA |
Het is afhankelijk van de centrale welke adresserings type(n) gebruikt kunnen worden. Gebruuik indien mogelijk het PAD-type adressering.
De waarschijnlijk oudste methode van adressering is de Module Adressering (Module Accessory Decoder Address, MADA) waarbij het adres van de decoder én de poort zijn ingevoerd. Wissel nummer 5 krijgt dan het adres 2, poort 1 (zie ook de onderstaande tabel).
Echter, een Module wordt altijd gezien al een apparaat met vier poorten ongeacht het werkelijk aantal poorten op de decoder. Een aantal decoders op de markt hebben maar twee poorten, andere hebben er zes.
Module 1 | Module 2 | Module 3 | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
4-poort Decoder | Decoder 1 | Decoder 2 | Decoder 3 | |||||||||
2-poort Decoder | Decoder 1 | Decoder 2 | Decoder 3 | Decoder 4 | Decoder 5 | Decoder 6 | ||||||
6-poort Decoder | Decoder 1 | Decoder 2 | ||||||||||
Wisselnummer | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 |
Een 4-poorts decoder past daarmee prima in het module patroon, terwijl twee 2-poorts decoders samen één module adres delen.
Let er op dat een 6-poorts decoder buiten het module patroon valt! In het voorbeeld horen de twee laatste poorten van decoder 1 al tot module 2. De eerste twee poorten van de tweede 6-poorts decoder horen bij module 2 en tenslotte horen de resterende 4 poorten tot modules 3.
Het adres en poortnummer voor MADA adressering kunnen worden berekend op basis van het wisselnummer door gebruik te maken van het hele getal uit de deling. "#" is in dit voorbeeld het actuele wisselnummer.
Berekening | Uitkomst voor wissel No. 12 |
adres = (# - 1) / 4 + 1 | 3.75 |
poort = (# - 1) modulo1) 4 + 1 | 4 |
Door gebruik te maken van alleen het integerdeel (hele getal) van de berekening levert voor wissel 12 adres 3 en poort 4.
Poort Adressering (Port Accessory Decoder Address, PADA) adresseert de poorten direct met een waarde: Wissel nummer 5 krijgt dan adres 0 (nul) en poort 5. Bij Poort Adressering blijft het "Adres"-veld altijd 0 (nul) en heeft het "Poort"-veld de waarde van het wisselnummer.
Bij Flat Adressering (Flat Accessory Decoder Address, FADA) worden gebruikelijk de "Gates" direct als adres aangegeven: Voor wissel nummer 5 betekent dit dus de Gates 9 en 10.
Bij sommige centrales wordt Flat Adressering gebruikt als wisselnummer, bijv. bij BiDiB. In deze gevallen wordt wissel nummer 5 dan geadressert als Adres 5, Poort 0 (nul). Bij deze vorm zijn de "poort"-velden dus altijd 0 (nul) en bevat het "Adres"-veld het wissel nummer.
Tabel: Vergelijking van adressering methoden
MADA | PADA | Flat (e.g. BiDiB) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Wisselnummer | Adres | Poort | Adres | Poort | Adres | Poort | |||
1 | 1 | 1 | 0 | 1 | 1 | 0 | |||
2 | 1 | 2 | 0 | 2 | 2 | 0 | |||
3 | 1 | 3 | 0 | 3 | 3 | 0 | |||
4 | 1 | 4 | 0 | 4 | 4 | 0 | |||
5 | 2 | 1 | 0 | 5 | 5 | 0 | |||
6 | 2 | 2 | 0 | 6 | 6 | 0 | |||
2 | 2 | 3 | 0 | 7 | 7 | 0 | |||
8 | 2 | 4 | 0 | 8 | 8 | 0 | |||
9 | 3 | 1 | 0 | 9 | 9 | 0 | |||
… |